BEZOEK JAPANSE KARDINAAL ROEPT GEMENGDE GEVOELENS OP
“IK DENK WELEENS: WIJ HEBBEN
JARENLANG VOOR DIE JAPPEN
MOETEN BUIGEN, EN NOU GAAT LEO VOOR HEN OP ZIJN KNIEËN!”
MOETEN BUIGEN, EN NOU GAAT LEO VOOR HEN OP ZIJN KNIEËN!”
De Japanse kardinaal en aartsbisschop van Tokyo Peter
Seiichi Shirayanagi brengt binnenkort een bezoek aan Nederland. Leo
Geleijnse, die in de jaren 1943-1945 in Jappen-kampen heeft gezeten,
de karmeliet Herman Peters en de Stichting Sakura (Kinderen
van Japanners 1940-1948) hebben hem uitgenodigd. De kardinaal komt
excuses aanbieden, maar hij is niet overal welkom.
Stralend laat Leo Geleijnse het schilderij zien dat hij
de Japanse kardinaal Peter Seiichi Shirayanagi wil aanbieden. Het
toont een man die de lelijke last van zijn verleden torst en, als hij
daar van loskomt, de weg naar het licht omhoog gaat. Leo Geleijnse
herkent zich in de geportretteerde; de schilderes is Mariët
Beintema-Hendriks. “Ik ben er trots op, Shirayanagi als vriend te
mogen beschouwen”, zegt Geleijnse. “Ik weet zeker dat hij het
schilderij een mooie plaats zal geven.”
Leo Geleijnse was dertien toen Japanse troepen 'ons
Indië' (het huidige Indonesië) onder de voet liepen. Het jaar
daarop werd hij met zijn moeder in een kamp opgesloten. En nog wat
later werd hij naar een kamp voor jongens van zijn leeftijd en oudere
mannen overgeplaatst. Hij beleefde er, behalve ontberingen,
afschuwelijke wreedheden. Nadat hij na een val uit een boom dertien
dagen in coma had gelegen, werd hij op een dag door een Japanse
bewaker zo geslagen, dat hij bijna het leven liet. Aanleiding: hij
had om een grapje gegrinnikt; de bewaker had daarin een bespotting
van de keizer gezien. Leo Geleijnse overleefde, zij het met verlies
van een deel van zijn geheugen. En wat pas vele jaren later tot hem
doordrong: hij was voor zijn verdere leven geschonden.
Nu beleeft hij een gouden tijd. Hij, de miskende en
mislukte Leo Geleijnse, staat volop in de schijnwerpers, en met
kardinaal Peter Seiichi Shirayanagi komt de Japanse Noriko Ito, die
Geleijnse als vader geadopteerd heeft, met haar man en drie kinderen
mee.
“Dat die kardinaal komt, vind ik mooi voor jou”,
reageert Auke Hylarides, die een jaar of vier was toen hij in een
Jappen-kamp belandde. Hij heeft er zijn moeder mishandeld zien worden
omdat hij van honger een snee brood had gejat. Hoewel hij meer dan
Geleijnse doorziet wat er in en met zijn leven is gebeurd en hij als
vrijwilliger voortdurend voor anderen in de weer is, is ook deze
Fries zwaar getraumatiseerd. “Noriko Ito heeft de oorlog niet
meegemaakt”, vervolgt Geleijnse. “Dat is mooi”, zegt Hylarides,
in wiens stem ironie doorklinkt. Hij wil niet blijven haten en
allerminst op jongeren afgeven, maar Geleijnse's vergevingsgezindheid
beziet hij met scepsis. “Ik denk weleens: wij hebben jarenlang voor
die Jappen moeten buigen, en nou gaat Leo voor hen op zijn knieën!”,
legt hij uit. “Van de andere kant denk ik: Leo heeft de moed om
voor zijn overtuiging op te komen, ook als hij daarin alleen staat.”
Auke Hylarides en Leo Geleijnse hebben op kwetsbare
leeftijd in plaats van nestwarmte vijandigheid en angst ervaren.
Daarover zijn beiden het met elkaar eens. En toen zij in 1947 vanuit
het opstandige Indonesië in het kille, vreemde Nederland aan wal
gingen, waren zij niet welkom. Hylarides staan tranen in de ogen als
hij verhaalt hoe zijn ouderlijk gezin in de bittere kou op een
vrachtwagen van Amsterdam naar Alkmaar werd gereden. Vandaar bracht
een bus hen naar Friesland. Geleijnse: “Laatst zei iemand tegen me:
'Jullie zijn ook asielzoekers geweest.' Ik ben hem bijna naar de keel
gevlogen: wij waren landgenoten!”
Onder die landgenoten waren er weinig met wie zij hun
gevoelens konden delen. Als zij al niet voor koelie-drijver of pinda
werden uitgemaakt, heette het wel dat zij de hongerwinter niet hadden
meegemaakt. Trouwens: het land moest weer worden opgebouwd en
'ons Indië' was verloren, dus moesten de handen uit de mouwen worden
gestoken en verder geen gezeur! Thuis vonden Auke Hylarides en Leo
Geleijnse evenmin een klankbord; over het verleden kon maar beter
niet worden gepraat. Dat hoorde niet bij de cultuur en het gezin was
nu in Nederland, en daar moest je het zien te redden.
Het zou tot de jaren zeventig duren, eer er wel over
(Indische) gevoeligheden mocht worden gesproken en het grote publiek
en de psychiatrie zicht begonnen te krijgen op wat zich ginds had
afgespeeld en waarover zovelen tobden. Leo Geleijnse sluit thuis nog
steeds geen deur. “Ik moet de dingen kunnen voorzien, ik vrees
steeds voor het ergste”, verklaart hij. Auke Hylarides kan vaak de
slaap niet vatten omdat hij bang is dat 'ze' weer komen.
Beider jarenlange relaties zijn op de klippen gelopen.
Hylarides zocht een houvast die voor zijn partner verstikkend was.
Geleijnse stelde zich door paniek, die hij zelf niet begreep, vaak zo
grof en onredelijk op, dat zijn vrouw en kinderen hun band met hem
verbraken. Hij voelt zich in de steek gelaten, onbegrepen, terwijl
hij toch ziek was. “Wij, kinderen van Jappen-kampen, zijn in onze
relatie geen lievertjes geweest!”, werpt Hylarides tegen. “Het
doet ook mij heel veel verdriet, maar ik kan mijn vriend niet kwalijk
nemen dat de deur dicht is.” Geleijnse: “We hebben te laat
begrepen wat er met ons aan de hand is. Had zich maar eerder iemand
met ons beziggehouden!”
Geleijnse kan maar niet van zijn slachtoffer-rol
loskomen. Anderen zijn voor al zijn mislukkingen verantwoordelijk.
Natuurlijk maakt hij zelf ook fouten, en soms zelfs ernstige, maar de
ander moet dat toch begrijpen en accepteren omdat dat komt door zijn
kamp-trauma's!?
In 1977 vond Leo Geleijnse de Heer Jezus, die hem de weg
omhoog wees. Zijn gezinsleven en zijn carrière lagen toen al in
duigen; het jaar daarop zou hij als oorlogsslachtoffer worden erkend.
God hielp hem vervolgens de haat in zichzelf te overwinnen, zodat hij
de Japanners kon vergeven. Wie hier het fijne van wil weten, kan er
Trapsgewijs naar het hoogste. Biografie van Leo Geleijnse op
naslaan, iets wat ik de lezer overigens niet aanraad – het boek is
van een stuitende onbenulligheid.
Peter Seiichi Shirayanagi ontmoette Leo Geleijnse voor
het eerst in 1987. Geleijnse had hem een brief geschreven nadat hij
in de krant had gelezen dat de aartsbisschop om vergeving had
gevraagd voor de misdaden van zijn volk tijdens de Tweede
Wereldoorlog. Daarop had de prelaat hem opgebeld en toen hij kort
daarop in Rome moest zijn, maakte hij een omweg om Geleijnse in
Amsterdam te ontmoeten. Die gaf hem een krans van droogbloemen voor
een monument in Hiroshima mee.
Lotgenoten van Leo Geleijnse waren om te barsten, maar
die volgde zijn geweten. Hij handhaafde uit solidariteit met hen zijn
eis tot schadevergoeding van de Japanse regering, maar reisde wel
twee keer naar dat land voor kennismaking en ontmoeting. Gezien zijn
enorme angst voor alles wat naar Japan riekte, moet dit een geweldige
zelfoverwinning zijn geweest. “De aartsbisschop had schuld bekend.
Daar is voor een Aziaat heel veel moed voor nodig”, verklaart hij.
“De burgemeester van Nagasaki is om die reden bijna vermoord.” En
Geleijnse vervolgt: “Wij hebben Christus ter dood gebracht, maar
hij heeft ons vergeven. Het Onze-Vader vraagt eveneens van ons te
vergeven: als jij dat niet kunt, kan de Vader dat ook niet!”
In Japan, waar het boek over hem in vertaling is
verschenen, zocht Leo Geleijnse contact met onder meer jongeren. “Die
weten vaak van niets”, vertelt hij, “de geschiedenis is in hun
land vervalst. Zij hebben geleerd dat napalm- en atoombombardementen
in Tokyo, Hiroshima en Nagasaki honderdduizenden slachtoffers hebben
gemaakt, maar weten niet waarom. Zij denken dat het martelaarschap de
Japanners zonder reden is aangedaan.” Geleijnse wil nu niet alleen
hun kennis helpen verruimen, maar hen ook laten zien dat je je
vijanden kunt vergeven. Hij is er trots op, dat een Japanse na het
horen van zijn verhaal naar 'erfvijand' Korea is gegaan en daar
vriendschappen heeft gesloten.
Zelf heeft Leo Geleijnse meer besef gekregen van het
leed dat Japanners is aangedaan. Hij beseft ook dat de oorlog zonder
atoombommen langer zou hebben geduurd en dat hij dat niet zou hebben
overleefd. Zou hij, als hij de beslissing mocht nemen, die bommen
hebben laten gooien? Hij aarzelt. Auke Hylarides heeft vlak na zijn
bevrijding in Batavia (Jakarta) een kerkhof bezocht; het jaartal 1945
kwam er veel vaker voor dan 1943 of 1944. “Begrijp je wat ik
bedoel?”, vraagt hij. “Wij konden op het laatst nergens meer
tegen. Zonder atoombom had ik hier niet gezeten!” Geleijnse aarzelt
nog steeds. Vooruit, zou hij die bom nu wel of niet laten gooien? “Ik
ben geneigd met een zekere reserve ja te zeggen”, klinkt het uit
zijn mond, “maar het is zo moeilijk!” “Dat is het ook”,
beaamt Hylarides. “Ik ben er niet trots op, dat in Japan zoveel
slachtoffers zijn gevallen, maar ik zou toch kiezen voor onze
mensen.”
Het wordt tijd, zo vinden Auke Hylarides en Leo
Geleijnse, dat de Japanse regering eindelijk schuld bekent en met een
schadevergoeding voor de slachtoffers over de brug komt. Geldt
datzelfde niet ook voor de Nederlandse regering naar Indonesiërs
toe? Zo vriendelijk zijn ook wij immers in 'ons Indië' niet te werk
gegaan. Geleijnse en Hylarides hebben weinig moeite om dit toe te
geven. “Wij hebben daar heel wat steken laten vallen”, vindt
Geleijnse. “Terwijl koningin Wilhelmina Indonesië de
onafhankelijkheid had beloofd, hebben wij er orde en gezag
willen herstellen met de bedoeling het weer aan ons te doen toekomen.
Het is jammer, dat daar bij het staatsbezoek van koningin Beatrix
niets van doorgeklonken heeft, maar zij mocht daar misschien niets
over vertellen.”
Leo Geleijnse kan er wel begrip voor opbrengen, maar
zijn vriend Peter Seiichi Shirayanagi, die nota bene excuses komt
aanbieden voor het aangedane leed, is op 15 augustus niet welkom bij
de officiële herdenking van de Japanse capitulatie. De kardinaal
mag die dag wel bij het Indisch monument in Den Haag verschijnen,
maar pas als de officiële herdenkers 'm gesmeerd zijn. De
aanwezigheid van een Japanner zou namelijk te veel emoties bij de
slachtoffers kunnen oproepen.
Nederlanders zijn gevoelig. Een poosje geleden riep het
voorgenomen bezoek van Poncke Princen te veel emoties op omdat hij
een halve eeuw tevoren tegen zijn landgenoten had gevochten toen die
zich opnieuw meester probeerden te maken van 'ons Indië'. En
koningin Beatrix mocht haar staatsbezoek aan Indonesië niet laten
samenvallen met de viering van de onafhankelijkheid, omdat het dan
net was alsof het land niet in 1949 maar reeds in 1945 onafhankelijk
was geworden – en de Nederlandse 'politionele acties' daarmee ook
in Nederlandse ogen verwerpelijk zouden lijken.
Leo Geleijnse mag een vreemde vogel zijn, maar wat
verzoenings-gezindheid betreft mogen wij, Nederlanders, een voorbeeld
aan hem nemen. Er gloort evenwel hoop. Geleijnse: “Terwijl er eerst
slechts afwijzing was, krijgen kampgenoten nu iets van: hoe is het
mogelijk? Ik vind dit toch wel een grote verandering. Ik word nu voor
vol aangezien, terwijl men mij eerst halfzacht vond.”
Gepubliceerd in: de Bazuin, Opinieblad voor geloof en
samenleving, cultuur en spiritualiteit, met bijzondere aandacht voor
de mens achter de mening, 8
augustus 1997
Peter Seiichi Shirayanagi is kardinaal en
aartsbisschop van Tokyo. Aan het begin van de jaren tachtig bood hij
als voorzitter van de Japanse bisschoppen op een Aziatische
bisschoppen-conferentie excuses aan voor de Japanse agressie die
leidde tot de oorlog rond de Stille Oceaan. Vanaf 1989 reisde hij
bijna jaarlijks aan het hoofd van een groep Japanse leken, priesters
en religieuzen naar China, dat bijzonder zwaar heeft geleden onder de
Japanse agressie. Hij vroeg er om vergeving en bood financiële hulp
aan.
Kardinaal Shirayanagi sprak ook zijn medeleven uit met
hen die in de bezette gebieden door het Japanse leger als
'troost-meisje' zijn misbruikt. In 1995 verzocht hij de premier van
Japan zich hiervoor te verontschuldigen en de vrouwen financieel
schadeloos te stellen. Verder klaagde hij erover dat het lesmateriaal
voor de Japanse scholen een verkeerde voorstelling van het
vaderlandse verleden gaf.
Van de andere kant brengt de kardinaal het enorme leed
in herinnering dat het Japanse volk zelf tijdens en na de Tweede
Wereldoorlog heeft ervaren. Zo zijn alleen al bij een aanval met
napalm-bommen op Tokyo in maart 1945 meer dan honderdduizend burgers
omgekomen. De atoom-aanvallen op Hiroshima en Nagasaki hebben
eveneens talloze slachtoffers gemaakt en doen dat nog steeds.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten