Dirk de Vroome werd geboren op 6 november 1925 te Amsterdam uit families wier belangrijkste erfgoed van generatie op generatie ellende leek te zijn. Hij bracht zijn jeugd grotendeels door in de Dapperbuurt. Zijn vader was stoker op een vissersboot, maar was jarenlang werkloos. Zijn moeder was lichamelijk en geestelijk zwak; zij kon de zorg voor het gezin niet aan. Dit zou een zwaar stempel drukken op het leven van hun oudste zoon Dirk. Diens jeugdherinneringen waren doortrokken van armoede en vernedering.
Doordat vader De Vroome gedurende de oorlog in Engeland verbleef, kwam de last van het gezin op de schouders van Dirk terecht. Hij kon die niet aan. In 1942 deed hij een poging tot zelfmoord. Toen die mislukte, tekende hij voor de Waffen SS. Dat bracht hem naar Duitsland, waar hij wegens bedwateren in het ziekenhuis belandde. Na een maand was hij in Amsterdam terug. Hij had nimmer een wapen gedragen en geen eed op Hitler afgelegd. Toch zou zijn avontuur hem zijn leven lang blijven vervolgen.
Met zijn ouderlijk gezin ging het steeds slechter. Zijn moeder, die zich ook geen raad wist, ging het met andere mannen houden. En zijn drie broertjes, die een vaste hand misten, vulden hun rammelende maag met gestolen voedsel en warmden zich aan gestolen goed. Zelf trok hij in Haarlem bij een vriendin in. Aan het einde van de oorlog zaten zijn broers in een gesticht of pleeggezin en woonde zijn moeder in een tehuis voor daklozen. Een jaar later zijn zijn ouders gescheiden en werden de kinderen afgestoten. Ook dit zou bij Dirk de Vroome een diepe wond nalaten.
Zelf was hij inmiddels eveneens thuisloos geworden. Er volgde een nieuwe vlucht, ditmaal de zee op. Na zijn huwelijk in 1948 ging hij voor bedrijven op de wal werken.
In 1955 werd hij actief voor de Eenheidsvakcentrale. Communisten speelden daarin een vooraanstaande rol. Zelf is hij echter nooit communist geweest; hij hield niet van getheoretiseer en was al helemaal afkerig van discipline en gezag. Zijn felle optreden ten behoeve van collega's bracht hem in de arbeiderskern (een soort personeelsraad) van het chemisch bedrijf waarin hij werkte. Gewoonlijk wachtte hij echter niet de vergaderingen van de kern af om zijn chefs en de directie zijn ongenoegen in het gezicht te schreeuwen. Hij heeft zijn leven lang impulsief gereageerd en onder hoogspanning gestaan. Dit leidde onherroepelijk tot conflicten. In 1956 moest hij eerst zijn bedrijfskernlidmaatschap opgeven, om een maand of vier later op staande voet ontslag te nemen.
Hij zou het de komende jaren moeilijk krijgen. Mede door toedoen van de Binnenlandse Veiligheidsdienst duurde het tot 1961 eer hij weer een behoorlijke vaste baan vond. Bij de baasjes voor wie hij in die tussentijd werkte, hield hij het nooit lang uit. De Eenheidsvakcentrale, waarvoor hij actief bleef en die hem soms een boterham verschafte, werd weldra verscheurd doordat CPN'ers er hun partij- en persoonlijke tegenstellingen in uitvochten. Sinds 1961 trok hij voor een Amsterdams bedrijf door het land om koelkasten en vaatwasmachines te installeren en te repareren. In 1966 werd hij speciaal verantwoordelijk voor Zeeuws Vlaanderen, Noord Brabant en Limburg en verhuisde hij naar het Zuidlimburgse Stein.
Aanvang 1969 kwam hij door reorganisatie op straat te staan, maar er zou zich weldra een druk bestaan als actievoerder aandienen. Limburg was volop in beweging. De PSP, op wier partijblad hij geabonneerd was, begon er ook steeds meer van zich te laten horen. De partijvoormannen en hij vonden elkaar en zorgden binnen een paar maanden tot in Den Haag voor beroering.
De eerste grote zaak die zij aan het rollen brachten, was die van de (Limburgse) sociale werkplaatsen. Werknemers zouden er uitgebuit en mishandeld worden. De verantwoordelijken ontkenden dat, maar ontkwamen niet aan het instellen van een onderzoek... Een jaar later was de sociale werkvoorziening landelijk verbeterd.
Terwijl dit speelde, gingen de PSP'ers over tot de oprichting van sociale adviesbureaus. De Vroome werd er de grote man van. Velen vonden de weg ernaartoe. Vaak ging het om bijstandszaken: kleine mensen voelden zich gemangeld door plaatselijke regenten. De Vroome schreef verzoek en bezwaarschriften, maar liet het daar niet bij. Als hij vond dat mensen schrijnend onrecht werd aangedaan of als hij dacht dat een zaak geen uitstel gedoogde, stapte hij naar het gemeentehuis, waar hij tot bij de burgemeester recht probeerde te verkrijgen. Als dat niet lukte, deed hij, vaak met succes, een beroep op de commissaris van de koningin.
Het publiek kent hem echter vooral om zijn ludieke acties, waarmee hij de aandacht van de media op zijn zaak vestigde. Het begon voor hem onverwachts, toen een loket voor zijn neus dichtging en hij uit machteloosheid op de grond ging liggen. Algauw behoorden ook het aan de gouverneur aanbieden van stront, het afsluiten van gas, water en elektriciteit bij notabelen, en het dreigen met het aanvragen van krankzinnigheidsverklaringen tot zijn arsenaal. Een en ander werd steevast afgerond met kamervragen.
In april 1970 ontplofte de Limburgse PSP. Dirk de Vroome en een deel van zijn aanhang gingen verder als Actiegroep Rooie Reuzen. De Vroome gaf daarin de jaren door zo de toon aan, dat de groep in feite een verlengstuk vormde van hemzelf, als hij haar al niet in zijn eentje uitmaakte. De individualist en anarchist, die hij van jongs af aan was geweest, kwamen volop tot bloei.
Rooie Reuzen pakten spontaan op wat zich ook maar bij hen aandiende. De ene keer ging het om klein onrecht dat een individu was aangedaan, de andere keer om structureel onrecht jegens een hele groep of om een zaak die de hele samenleving betrof. De middelen die de Rooie Reuzen hanteerden om hun doel te bereiken, waren vaak hoogst ongebruikelijk. Vooral De Vroome ontpopte zich als iemand die autoriteiten volkomen kon verrassen. Naast de publieke vertoning, de geluidswagen, het pamflet, de bezwaar en beroepschriften, de publiciteit en de kamervragen, werd de aanklacht of de rechtszaak zijn geliefkoosde middel.
Vooral in zijn begintijd als actievoerder is hij voor de rechtbank gedaagd. Daarbij ging het er niet altijd eerlijk aantoe. Op zijn minst twee officieren van justitie hebben tegen hem samengespannen, één rechter heeft geprobeerd hem uit te schakelen en er zijn schandelijke vonnissen geveld. De Vroome heeft zich daardoor niet aan banden laten leggen. Integendeel, door vormen van haar over te nemen, probeerde hij de "tegenpartij" belachelijk te maken en haar met haar eigen wapens te bestoken. In de loop der jaren diende hij tientallen aanklachten in en verscheen hij even zo vaak, in rode toog, voor de kantonrechter om mensen bij te staan.
Het opzienbarendst zijn echter zijn acties waarbij hij autoriteiten in vermomming om de tuin leidde. Toen een gezin dat in een krot huisde zonder stroom kwam te zitten en daar niets tegen te doen bleek, wist hij de burgemeester als secretaris- generaal van het ministerie van binnenlandse zaken telefonisch ervan te overtuigen, die mensen in een hotel te moeten onderbrengen. NAVO secretaris generaal Luns werd op een streng gecontroleerde besloten bijeenkomst door "verslaggever mr. Dubois van het Noordnederlands Persbureau" op zijn wenken bediend, toen hij bij wijze van grap zei dat hij recht had op een demonstratie. Toen De Vroome, verkleed als Zweedse generaal, op het gemeentehuis van Brunssum en het NAVO hoofdkwartier onderscheidingen wilde uitreiken, vielen hij en zijn gevolg evenwel voortijdig door de mand. Als verstandelijk gehandicapte tuinman daarentegen bracht hij dat jaar "misbruik" van de sociale werkvoorziening door een vakverbond aan het licht. En toen in een gehucht kinderen op en in de buurt van een school werden geweigerd omdat zij zigeuner waren, besteeg hij als pater met Pasen de preekstoel om de kerkgangers op hun christenplicht te wijzen.
In de loop der jaren streden De Vroome en de zijnen onder meer tegen (veronderstelde) wantoestanden op woongebied en in de kinderbescherming, misbruik van overheidsgelden door werkgevers, discriminatie van allochtonen, onheuse bejegening van bijstandtrekkers, en milieuvervuiling.
Zeer veel aandacht genoten zigeuners en andere woonwagenbewoners. De bedoeling van de overheid was aanvankelijk om hen in grote kampen onder te brengen. Vaak gebeurde dat tegen hun wil en met rampzalige gevolgen. De gevestigde samenleving toonde zich daar ongevoelig voor, blij als ze was eindelijk van "dat kampvolk" verlost te zijn. Aan De Vroome is het mede te danken, dat dit concentratiebeleid mislukt is. Na enkele jaren van heftige weerstand formuleerde de regering een deconcentratiebeleid. Dat kwam door verzet van de gezeten burgerij uiterst moeizaam van de grond en er ontstond een grimmige sfeer. De middelen die De Vroome onder deze omstandigheden in de strijd wierp, waren dan ook in de regel minder ludiek als bikkelhard. De middelen die overheden daar tegenover stelden, verdroegen het daglicht evenmin altijd.
Zijn acties vergden veel van Dirk de Vroome en zijn gezin. In de gevangenis heeft hij maar twee dagen gezeten. Zijn acties hebben evenwel handenvol geld gekost. Voor zijn gezin, dat gewoonlijk van een uitkering moest rondkomen en weinig geldelijke steun van derden ontving, betekende dit een zware opoffering.
Zwaarder nog viel het De Vroome, dat hij ondanks zijn vakmanschap en inzet al te vaak zonder werk zat, zodat hij bij autoriteiten die hij bestreed de hand moest ophouden. Daarbij was hij zeer kwetsbaar: het woord "luie sodemieter" of "SS'er", was licht in de mond genomen. De Vroome dacht dat niet alleen hemzelf maar ook zijn kinderen vanwege zijn opstandigheid een beroepsverbod was opgelegd en dat sociale diensten en wethouders hen nog eens extra te grazen probeerden te nemen. In 1980 vertrok hij naar Ierland om op zoek te gaan naar een baan. Uiteindelijk vond hij die, maar de Middenlimburgse gemeente Nederweert, waar hij zich na een ramp bij DSM had gevestigd, dwarsboomde hem, zodat hij zich genoodzaakt zag terug te keren. Terug in Nederland deed hij de gemeente voor de Raad van State in het zand bijten en ging hij voor het overige verbeten door met zijn acties. Pas in 1982 slaagde hij er opnieuw in een baan te vinden en verhuisde hij met zijn gezin naar het Westbrabantse Schijf.
In 1984 streek hij doodziek in Weert neer. Er was nog slechts een schim van hem over, maar hij zou tot het bittere einde toe blijven strijden. Op 9 mei 1986 blies hij te Roermond zijn laatste adem uit.
Dirk de Vroomes leven is één grote worsteling geweest. Hij heeft het zichzelf en zijn omgeving verschrikkelijk moeilijk gemaakt. Wat dreef hem? Welke persoonlijkheid ging in de Rooie Reus schuil? Het antwoord lijkt voor het grijpen: de actievoerder heeft een kleine achthonderd artikelen over zichzelf verzameld en het is niet moeilijk daar een paar honderd andere aan toe te voegen. Er leven bovendien nog tal van betrokkenen. Dirk de Vroome blijkt evenwel buitengewoon gecompliceerd te zijn geweest en, hoe graag hij ook over zichzelf vertelde, belangrijke aspecten van zijn persoonlijkheid en wedervaringen te hebben verdrongen of verborgen. Hij is dan ook tot op zijn sterfbed blijven verrassen. Nu hebben wij niet de illusie hem volledig te doorgronden. Wel denken wij antwoord te kunnen geven op prangende vragen en hierdoor een veel beter begrip te kunnen verschaffen met betrekking tot de Rooie Reus.
Datzelfde geldt voor de zaken waarvoor hij is opgekomen en de personen en instellingen die hij op zijn weg vond. Een belangrijke vraag immers is, of Dirk de Vroome een Don Quichot was, een roofridder of een Robin Hood. Om het antwoord te kunnen geven, bleek het nodig met name een aantal gemeentelijke, regionale en persoonlijke geschiedenissen te reconstrueren. De Wetten Openbaarheid van Bestuur en Persoonsregistraties bleken uitstekende instrumentaria om ons van een blik achter de schermen te verzekeren. Tegen tegensputterende autoriteiten kon de Wet AROB worden ingezet. Interviews met tientallen betrokkenen en enkele gelukkige toevallen deden de rest. Het resultaat is verbluffend: Vrouwe Justitia lijkt in enkele plaatsen niet zonder aanzien des persoons te hebben gehandeld; burgemeesters en andere rechtshandhavers blijken slechts gevoelig te zijn geweest voor (dreiging met) geweld en zich nauwelijks te hebben bekommerd om mensen die aan hun zorgen waren toevertrouwd. Interessant zijn verder de bedrijfs- en instellings-geschiedenissen, die als nevenprodukt van het onderzoek mogen worden beschouwd. Zij werpen nieuw licht op arbeidsverhoudingen, het optreden van de Eenheidsvakcentrale en de Binnenlandse Veiligheidsdienst in Amsterdam, en de geschiedenis van de PSP in met name Limburg.
Dat alles roept de vraag op naar de hogere instanties die een en ander hebben toegelaten en de samenlevingen waarin het zich heeft afgespeeld. Ook hiervan wordt een beeld geschetst. De toeschouwer wordt gevoerd door het Amsterdam en het Nederland van vooral de jaren dertig, veertig en vijftig, en het Limburg en Nederland van de jaren vijftig, zestig, zeventig en tachtig. Dat alles uiteraard zo kort mogelijk en in het bestek van De Vroomes wedervaringen.
Voor het boek over de Rooie Reus, dat Jo Schoormans eerder schreef, is jarenlang onderzoek verricht in enkele tientallen archieven, waaronder het Rijksarchief te Den Haag, het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam, het Sociaal Historisch Centrum te Maastricht, de archieven van de ministeries van justitie en binnenlandse zaken, de arrondissementsrechtbanken te Maastricht en Roermond, het gerechtshof te Den Bosch, de provincie Limburg, de gemeenten Amsterdam, Born, Geleen, Maasbracht, Nederweert, Posterholt, Sittard, Stein en Weert, Hoogovens te IJmuiden, Akzo te Amsterdam, de Pacifistisch Socialistische Partij te Amsterdam en Geleen, enkele kerken, de familie De Vroome en een aantal andere particulieren. Verder zijn er onder meer een duizendtal publikaties en circa veertig uur geluidsopnamen (interviews, gesprekken en radio uitzendingen) van en over Dirk de Vroome en de zaken waarmee hij zich heeft beziggehouden voor bestudeerd. Een zeventigtal interviews met onder anderen familieleden, vrienden, strijdmakkers, cliënten en werkgevers van Dirk de Vroome, een burgemeester, wethouders, gemeentelijke, provinciale en rechtbank-ambtenaren, een pastoor, een advocaat en een rechter hebben de overige gegevens opgeleverd.
Jo Schoormans, De Rooie Reus. Dirk de Vroome, strijder tegen onrecht. Amsterdam 1995. ISBN 90-6222-281-1.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten