zaterdag 19 oktober 2013

Kinderen van de vijand



CLAUDINE MEIJER (KINDEREN VAN JAPANNERS '40-'48):



HET LIJKT MIJ VERDRIETIG

OM OUD TE WORDEN MET HAATGEVOELENS!” 



Op het hebben van een Japanse vader rust in Indische kring een taboe. De Stichting Sakura, Kinderen van Japanners '40-'48 probeert hun lot te verbeteren en streeft ver­zoening tussen Nederlanders en Japanners na. Het bezoek van de aartsbisschop van Tokyo, kardinaal Peter Seiichi Shirayanagi, onlangs aan ons land past in dat kader. Nanny Gerressen, Molly Visser en Claudine Meijer zijn dochter van een Japanner èn actief lid van Sakura.






Toen ik van mijn zoon begreep dat ik een Japanse vader had, heb ik gehuild”, bekent Nanny Gerressen. “Mijn vader was dus een vijand geweest en mijn moeder een landverraadster!” Zoon Dave was op stamboom-onderzoek uit gegaan en had een hiaat ontdekt in de gegevens van zijn moeder. Die wist niet beter dan dat zij de dochter was van een trotse man die deels afkomstig was van Manado (noordoost Sulawesi) en die goed voor haar moeder, haar broertje en haarzelf had gezorgd. Als zij bij haar moeder naar hem informeerde, huilde die. “Ik ben bedroefd omdat ik hem verloren heb”, verklaarde zij dan.



Anti-Japanse opvoeding

Nanny Gerressen kijkt terug op een pijnlijke jeugd. Alleen al haar geboortedatum vormt een probleem. Was dat inderdaad 22 februari 1945, zoals het officieel heet? Mevrouw Gerressen denkt eerder aan 1943 of 1944. Haar is verteld dat men haar in 1945 in een Indonesisch kamp heeft gezien als anderhalf- of twee-jarig meisje. Haar moeder, die niet getrouwd was, had enkele jaren een verhouding gehad met een Japanner en had van hem twee kinderen. In het Bersiap-kamp (een kamp waarin Nederlands-Indiërs beschermd werden tegen Indonesische opstandelingen) durfde zij dit niet te vertellen. Daarom vertelde zij dat Nanny en haar broertje Erik een nichtje en neefje van Chinese afkomst waren. Haar kinderen vertelde zij later dat hun vader een Nederlands-Indiër met Manadose voorouders was. Dat zou enkele van hun gelaatstrekken verklaren. Nanny's familie nam deze versie van de familie-geschiedenis over.
Rond 1950 kreeg Nanny's moeder verkering met een ambtenaar wiens vrouw in Nederland woonde. Met hem kreeg zij nog drie kinderen. In 1958 zou zij met hem en haar kinderen naar Nederland komen, om in de jaren zeventig met hem te trouwen. Van Nanny's stiefvader heette het dat hij voor de Japanners aan de Birma-spoorweg had moeten werken. Hij zou daaraan een geweldige haat jegens de Japanners hebben overgehouden en er prat op zijn gegaan dat de Nederlandse gemeenschap de Japanse bezetter menigmaal een loer had gedraaid. Na de Japanse nederlaag en het uitroepen van de Indonesische onafhankelijkheid zou hij onder de beruchte kapitein Westerling een dorp hebben platgebrand en Indonesiërs hebben gedood. De kinderen kregen van hem een fel anti-Japanse opvoeding.
Nanny Gerressen bewaart geen plezierige herinneringen aan haar stiefvader. Volgens haar stelde hij haar en haar broer voortdurend ten achter bij zijn eigen kinderen. Haar broertje werd op acht-jarige leeftijd door hem mishandeld omdat hij te laat thuis was gekomen. Eerst kreeg hij een pak slaag. Vervolgens moest hij 'pompen': net zolang door je knieën op en neer gaan tot je erbij neervalt – iets wat Japanners met krijgsgevangenen deden. Daags daarna moest de jongen naakt rond een plein rennen. Mevrouw Gerressen: “Iedereen stond erbij en sprak er schande van, maar niemand durfde mijn stiefvader aan te pakken.”
En zij vervolgt: “Ik mocht als kind nooit buiten spelen; ik moest altijd in de huishouding werken. Toen ik vijftien was, raakte ik in Nederland van mijn stiefvader in verwachting. Ik had nog geen benul van seks, herinner mij de verkrachting ook niet. Ik vroeg mij af hoe dat kind in mijn buik terecht was gekomen. Ik wou het niet – ik wilde studeren – en wist niet van wie dat kind was. Er is toen geprobeerd een miskraam op te wekken. Toen dat mislukte, hebben mijn ouders mij gedwongen mijn dochtertje af te staan. Ik heb haar pas na vele jaren voor het eerst gezien. (bitter:) Ik heb pas heel laat de papieren te zien gekregen. Wie heeft de Kinderbescherming beschermd? Niet mij! Wij hadden een goede familieband, maar sinds ik aan het graven ben gegaan, is die vervallen. Mijn moeder en mijn stiefbroer verwijten mij dat ik mijn stiefvader 'heb laten begaan'. Mijn moeder gaat ook liever door voor 'troostmeisje' dan dat zij toegeeft enkele jaren een relatie met een Japanner te hebben gehad.”



Poezenkinderen

Molly Vissers moeder heeft er geen geheim van gemaakt, dat zij een dochter met een Japanner had. Zij was zestien jaar toen zij voor het eerst trouwde. Toen haar man in de oorlog in een kamp belandde, kreeg zij haar vrijheid. Molly's vader was haar grote liefde, vertelde zij. Molly kreeg dit verhaal voor het eerst te horen op haar elfde. Haar moeder was toen voor de tweede keer getrouwd; de man die zij voor haar vader hield, woonde inmiddels in Nederland. Molly en haar halfbroers en -zussen zijn nooit anti-Japans opgevoed, zegt zij. “Wij hebben een goede jeugd gehad.”
Hetzelfde geldt voor Claudine Meijer, die daar zelf enigszins verbaasd over is. Haar oma had drie zonen door de Japanse bezetter meegenomen zien worden en zou twee van hen niet terugzien. Op een dag moest haar dochter van zeventien zich met zes andere meisjes bij het dessa-hoofd melden om in een Japans bordeel te gaan werken. Een Japanse officier die daar getuige van was, slaagde erin Claudine's moeder een poosje te laten onderduiken. Vervolgens bracht hij haar naar haar moeder terug, waar hij haar drie jaar lang bleef bezoeken. Claudine is de vrucht van hun relatie. “Hij kwam er eerlijk voor uit, dat hij getrouwd was en twee kinderen had”, vertelt zij. “Hij had al een paar jaar in Indië gewerkt, sprak een beetje Indonesisch en behandelde mijn oma met respect. Mijn oma heeft op haar beurt altijd met respect over hém gesproken. Toen hij na de oorlog naar Japan terug moest, liet hij voor mijn ooms brieven en geschenken achter. Hij hoopte dat mijn moeder een goede man zou vinden. Dat is inderdaad gebeurd. Ik heb een stiefvader gekregen die, hoewel hij krijgsgevangene was geweest, mij als zijn kind heeft geaccepteerd.”
Claudine Meijer schijnt dus eveneens uit een liefdesverhouding te zijn geboren. Is dat nou typisch voor de leden van Sakura en de vereniging Japans-Indische Nakomelingen, waarin zij voorheen actief was? “Wij dachten dat in het begin ook”, antwoordt zij, “maar wij zijn al gauw geconfronteerd met verkrachtingen.”
Zo'n verkrachting is niet alleen voor de moeder pijnlijk. Maar ook zonder afge­dwongen of opgedrongen seks-contacten zou Nederlands-Indië (Indonesië) na de Japanse capitulatie problemen te over hebben gehad. Mannen keerden na jarenlange gevangenschap uit kampen terug en troffen thuis een vrouw aan die zelfstandig was geworden en kinderen koesterde die niet van hen waren. En alsof dat alles nog niet genoeg was, verkeerden delen van het land tot ongeveer 1950 in verwarring. Indonesi­sche nationalisten hadden namelijk de onafhankelijkheid uitgeroepen en Nederland probeerde, geholpen door andere Nederlands-Indiërs of Indonesiërs, het land weer onder zijn controle te brengen. Het land kende verder uitbarstingen van onderlinge onenigheid onder Indonesiërs. Met als gevolg: enorme verschrikkingen.
Onder deze omstandigheden werden heel veel Japans-Indische nakomelingen ter adoptie afgestaan. Met name onder Indonesische Chinezen moeten deze kinderen geliefd zijn geweest. Andere kinderen verhuisden van een tante naar een internaat, om op de boot naar Nederland te worden gezet, daar in een pleeggezin te belanden, onhandelbaar te blijken en vervolgens opnieuw in een internaat terecht te komen. Weer andere kinderen woonden jarenlang met hun familie in Bersiap-kampen of trokken met haar van de ene plaats naar de andere. 'Poezen-kinderen' worden zij genoemd – een poes neemt haar jongen aan hun vel met zich mee.



Leugens

In een zeer kwetsbare levensfase hebben veel kinderen dus in plaats van geborgenheid instabiliteit en onveiligheid ervaren. Daarbij konden (pleeg)ouders zoveel te stellen hebben met hun eigen problemen, dat zij voor hun kind minder aandacht overhadden dan zij anders zouden hebben opgebracht. Een aantal van hen verruilde Indonesië voor Nederland, een land waarin veel hun vreemd was en dat, zeker vlak na de oorlog, niet om hen stond te springen. De gevolgen laten zich raden. Claudine Meijer: “Als je als kleuter niet genoeg liefde hebt gehad van je ouders of oma, weet je niet wat dat is en kun je dat niet aan je partner geven. Knuffelen is er bij deze kinderen niet bij. Mannen die zich als kind onveilig hebben gevoeld, zoeken in hun echtgenote een moeder-figuur. Je twijfelt, raakt in paniek, laat alles aan je partner over. Relaties lopen stuk, velen van ons zijn gescheiden; ons verleden vergt ook van een partner veel!”
Het voorgaande geldt uiteraard niet alleen voor Indisch-Japanse nakomelingen. Hun problemen kunnen echter vergroot worden door onzekerheid over hun afstamming. Sommigen van hen zijn er pas bij het aanvragen van een diploma achter gekomen dat hun 'oudste zus' hun moeder is en dat hun 'moeder' hun oma is. Anderen vernemen pas bij het overlijden van hun moeder dat zij een Japanse vader hebben. Op het hebben van een Japanse vader rust zeker in Indische kring een taboe, onder die in Nederland meer nog dan die in Indonesië. En men zwijgt er als het graf. “Onder Nederlands-Indiërs wordt weinig over gevoelens gepraat”, merkt Roy Gerressen op. “Ik was niet zo'n prater”, beaamt zijn moeder Nanny. “Thuis werd nergens over gesproken en in de Indische gemeenschap werd over heel veel gezwegen.”
Molly Visser noemt Nederlands-Indiërs “over het algemeen minder direct”. Claudine Meijer stoort het, dat leden van de Indische gemeenschap je niet direct zullen verwijten dat je kind van een Japanner bent, maar daar als je er niet bij bent wel met elkaar over roddelen. “O, die oneerlijkheid!”, roept zij uit. De gemeenschap blijkt vaak van meer op de hoogte te zijn dan de direct betrokkene zelf, maar daar niet met laatst­genoemde over te willen praten. “De waarheid moet voor de dag komen, ook bij de Indische gemeenschap. Die houdt nog steeds haar mond!”, besluit Nanny Gerressen terwijl zij haar leven overziet.



Weerzien

Nanny Gerressen verwijt haar moeder niet langer dat zij een relatie heeft gehad met een Japanner. “In iedere oorlog kan liefde opbloeien”, zegt zij. Zij zou haar vader graag ontmoeten. Waarom eigenlijk? “Ik denk dat hij de enige is die weet wanneer ik ben geboren en wat er in de oorlog gebeurd is”, luidt het antwoord. “Zijn mijn broer en ik uit liefde geboren? Waar precies hebben wij gewoond? Ik wil ook weten hoe het mijn vader na de oorlog is vergaan en of ik nog meer halfbroers en -zussen heb. Mijn oudste zoon heeft een zekere mate van leesblindheid; ik heb gehoord dat dit erfelijk is en in de familie van mijn moeder en mijn man komt het niet voor. Is mijn vader nog naar ons op zoek gegaan? Ik heb gehoord dat hij goed voor ons is geweest.”
Nanny Gerressen zit vol vragen. Molly Visser heeft die aan haar vader kunnen stellen: zij heeft hem gevonden. Hij bleek een soort dorpsoudste te zijn, getrouwd te zijn en kinderen te hebben. Hij heeft het zijn familie niet kunnen vertellen, maar heeft zijn Nederlandse dochter wel al twee keer in het geheim in een grote Japanse stad ontmoet. Ook belt hij haar regelmatig op. Binnenkort zien zij elkaar voor de derde keer, en weer voor een dag of drie, vier. “Als kind verlangde ik niet zo naar hem”, vertelt Molly Visser. “Ik wist ook dat Japanners hun gevoelens niet zo laten blijken. Ik hield dus rekening met een koele ontmoeting. De eerste keer had ik een lijst van wel honderd vragen voor hem opgesteld en was ik een beetje jaloers op mijn halfzusters, die veel meer tijd met hem kunnen doorbrengen. De tweede keer had ik echter het idee dat wij dichter bij elkaar kwamen.”
Los van alle menselijke barrières – het is niet gemakkelijk je vader op te sporen, zeker als je nauwelijks gegevens hebt – vraagt het leggen en onderhouden van contact heel wat. Reizen naar en binnen Japan en het verblijf daar zijn ontzettend duur. Molly's vader spreekt een beetje Indonesisch, zodat hij en zijn dochter zonder tolk met elkaar kunnen praten. Hij bleek inderdaad een aardige man te zijn, die van het bestaan van zijn dochter op de hoogte was en haar wilde ontmoeten. Na zijn terugkeer naar Japan had hij nog drie jaar op Molly's moeder gewacht (Japanners mochten hun land niet uit). Molly's moeder was zijn grote liefde geweest. “Ik heb heel veel geluk gehad”, concludeert Molly Visser. Zij is zich ervan bewust dat zij haar vader over een paar jaar misschien voor het laatst ziet. Hij wordt namelijk al wat slechter ter been en thuis opzoeken kan zij hem niet.
“Je moet ginds geen families kapotmaken!”, vinden Molly Visser en Nanny Ger­ressen. “Sommige van onze lotgenoten willen echter koste wat kost contact.” Claudine Meijer is het met hen eens. Zij heeft haar vader na zijn vertrek uit Indië nooit ontmoet. Een jaar of vijf geleden ontving zij bericht dat hij was overleden; zij weet weinig van hem. “Ik ben nooit obsessief bezig geweest om hem op te sporen”, vertelt zij. “Met het vinden van je vader is niet, zoals sommigen denken, alles opgelost. Je vader wil je misschien helemaal niet of maar één keer zien. Hij kan een misdadiger blijken te zijn of onder oorlogstrauma's lijden. Hoe los je zoiets op? Wat breng je teweeg?”







Erkenning

Wij moeten in de eerste plaats met onszelf in het reine komen. Die oorlog is er nu eenmaal geweest en jouw ouders hebben daar niet om gevraagd”, oppert Claudine Meijer. “Je kunt je onzeker voelen omdat je je identiteit niet kent. Maar je moet accepteren: ik ben een persoon met Japans bloed, Indonesisch bloed en Nederlands bloed, en dat is mooi!”
Voor zelf-acceptatie en de verwerking van trauma's is vaak professionele hulp vereist. De leden van Sakura kunnen elkaar die niet altijd geven, maar kunnen elkaar wel steunen. Nanny Gerressen heeft vier jaar bij het Riagg gelopen. Zij is er een eind op weg geholpen, maar kwam er op een gegeven moment niet verder. Bij het Riagg heeft men nu eenmaal weinig ervaring met oorlogstrauma's en is men minder bekend met Indische achtergronden. Bij de Stichting Centrum '45 (landelijk centrum voor de behandeling van verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen) zijn die kennis en ervaring wel aanwezig, maar daar helpt men geen 'kinderen van foute ouders of kinderen van de vijand'. Sinaï, een joodse instelling, toont zich gelukkig menselijk. Sinds kort kunnen mensen als Nanny Gerressen daarnaast bij Pelita, een Indische instelling, terecht.
Kortom, er is vooruitgang, maar er valt voor Sakura nog heel wat werk te verzetten. Een van haar doelstellingen is erkenning van kinderen van Japanse bezetters als oorlogskinderen. Die zou het gemakkelijker maken onkosten voor psychische hulp vergoed te krijgen. Ze zou tevens het verwerven van een oorlogs-uitkering vergemakkelijken. En ook wat dat betreft is er vooruitgang geboekt: kinderen van Japanners worden niet meer van zo'n uitkering buitengesloten.



Kersenbloesem

Sakura is Japans voor kersenbloesem. Voor Claudine Meijer staat het tevens voor 'harmonie'. “Wij zijn echt niet uit op geld”, benadrukken Molly Visser en Nanny Gerressen. “Wij jagen niet op een erfenis of schadeloosstelling.” Alle drie de dames hebben verzoening tussen Nederlanders en Japanners hoog in het vaandel staan.
“Oorlog maakt het beest in mensen los”, merkt Nanny Gerressen op. “De Nederlanders moeten ook maar eens naar zichzelf kijken: in Indië hebben genoeg excessen plaatsgehad!” Molly Visser bevreemdt het, dat terwijl Nederlandse veteranen door Indonesiërs ontvangen worden, een Japanse kardinaal die excuses komt aanbieden niet aan een officiële herdenking mag deelnemen. “Het kan toch niet zo zijn, dat met geld alles goed te maken is!? (Peter Sheiichi Shirayanagi was niet welkom bij de herdenking bij het Indisch monument in Den Haag omdat de aanwezigheid van een Japanner voor veel oorlogs-slachtoffers te pijnlijk kon zijn.) Wij, half-Japanners, willen de hand reiken.”
Bij Sakura, dat de kardinaal mee had uitgenodigd, hoopt men dat hij zal helpen bij het zoeken naar vaders. Daarnaast leeft de hoop dat zijn komst ertoe bijdraagt dat de Indische gemeenschap in Nederland milder gestemd wordt. Claudine Meijer: “Het is natuurlijk belangrijk, dat men in Japan leert wat Japanse soldaten overzee hebben aangericht. Tegelijkertijd moeten wij echter aan de toekomst werken. Wij moeten elkaars cultuur leren begrijpen, respect voor elkaar krijgen en vriendschap met elkaar sluiten. Het lijkt mij verdrietig, om oud te worden en dood te moeten gaan met haatgevoelens!”

Gepubliceerd in: Kruispunt, tijdschrift voor mensen in ontmoeting, oktober 1997

1 opmerking:

  1. Ik vocht met mijn vriend en hij maakte het uit met mij, ik maakte me zorgen over onze relatie omdat ik zo veel van mijn vriend hou en hem niet wilde verliezen, dus besloot ik een oplossing te zoeken op internet toen ik verschillende getuigenissen van mensen zag ik bedankte Lord Bubuza voor het herenigen van hun relatie, dus ik nam onmiddellijk contact op met Lord Bubuza op WhatsApp: +1 505 569 0396 en vertelde hem mijn relatieproblemen, hij reageerde en beloofde me te helpen. Hij verzekerde me dat ik de resultaten binnen 12 tot 16 uur zal zien. Ik deed wat hij me opdroeg, 15 uur later belde mijn vriend me huilend op en smeekte me om te vergeven en hem terug te accepteren. Lord Bubuza is geweldig en ik kan niet stoppen hem te bedanken. Neem contact met hem op voor hulp via WhatsApp: +1 505 569 0396 of via e-mail: lordbubuzamiraclework@hotmail.com

    BeantwoordenVerwijderen