woensdag 4 januari 2012

Duizend keer luisteren. Uit het leven van Wiel Meijs (1913-1986)



Het is afschuwelijk, wat de leiding van de kerk in het verleden naar mensen toe gedaan heeft en de houding die ze ten aanzien van lichamelijkheid en seksualiteit gedemonstreerd en vastgelegd heeft in documenten waar de mensen zich totaal geen raad mee kunnen weten.” Deze woorden komen uit de mond van de priester Wiel Meijs, die initiatiefnemer en voorzitter was van de werkgroep Open Kerk. Die werd opgericht uit verbijstering over de benoeming van Jo Gijsen tot bisschop van Roermond in 1972. Meijs, die Gijsens biechtvader was geweest, vreesde voor terugkeer van de “koude kerk”: de kerk die het niet opneemt voor de verdrukten.
Wiel Meijs’ boodschap luidde dat wij voor iedereen een bron moeten proberen te zijn van vreugde en heil. Behalve van het hemels paradijs droomde hij van een wereld waarin iedereen aan zijn trekken kan komen en zich verantwoordelijk voelt voor zijn naaste. Hij dacht dat dit ideaal niet dichterbij kan worden gebracht louter door te bidden en zich afzijdig te houden van het wereldse gewoel. Integendeel, dat kan volgens hem alleen door de handen uit de mouwen te steken en nu en dan ook eens de nek uit te steken. Zelf toonde hij de bereidheid om dat te doen.
Wiel Meijs, die pastoor-deken was van het Zuidlimburgse Hoensbroek, vond dat de leiding van de katholieke kerk met name op seksueel gebied veel onheil had aangericht. Hij achtte haar medeverantwoordelijk voor de ellende op dit terrein in huwelijken, gezinnen en relaties, en vroeg zich af waar de kerk bleef “nu de mensheid bezig is om lichamelijkheid veel meer tot haar recht te laten komen.” Het is”, zei hij, “ook niet de echte, radicale boodschap van Jezus van Nazareth, die vaak wordt uitgedragen: het is een boodschap die door de geschiedenis en de cultuur is gekleurd. Het wordt hoog tijd, dat we de nieuwe vragen van mensen serieus nemen. En dat we ook het beleven van mensen serieus nemen. En dat we luisteren, luisteren, duizend keer luisteren naar wat mensen beweegt, naar wat zij voelen en beleven. Mensen moeten voelen dat de kerk eerbied en respect voor hen heeft als personen die hun opgave in de wereld en het gezin serieus nemen.”
Ook over homoseksuelen, die het zwaar te verduren hadden onder mgr. Gijsen en zijn geestverwanten, had Wiel Meijs zo zijn ideeën. “Vanuit het oude boekje van de moraal geredeneerd”, vertelde hij, “verdienen zij een mep om de oren. Maar lieve mensen, kerk, waar ben je dan mee bezig!? Wij moeten terug naar het evangelie en van daaruit proberen de nieuwe werkelijkheid te benaderen. Het irriteert mij mateloos, dat kerkleiders weer onverbiddelijk het oude antwoord geven.” Die kerkleiders beriepen zich voor hun veroordeling van homoseksueel gedrag onder meer op brieven van de apostel Paulus. Meijs stelde daar tegenover dat Paulus ook uitspraken heeft gedaan die met een veroordeling in strijd zijn en vroeg zich af waarom leiders uitgerekend zochten naar passages waarmee zij homoseksuelen konden slaan. “Als wij alle teksten van Paulus zouden hanteren om mensen te slaan, werd het binnen de kerk een heksenketel”, zei Meijs. In plaats van naar argumenten tegen homo’s te zoeken, haalde hij dan ook bij voorkeur een andere passage van Paulus aan: “Wees verdraagzaam voor elkaar en voeg bij dit alles de liefde!” (Kol.3, 13-14)
Wiel Meijs was zich ervan bewust dat de apostel Paulus inderdaad niet dubbelzinnig is waar het gaat om homoseksueel gedrag. “Maar”, verklaarde hij, “Paulus was Paulus zoals hij bijna tweeduizend jaar geleden kon zijn. De openbaring en verkondiging van God is echter niet met hem geëindigd, maar gaat door in alle eeuwigheid. Daar mag gerust een correctie van Paulus uit voortkomen. Iedereen mag worden gecorrigeerd, want de kerk is er een van mensen die gekleurd worden door de hen omringende cultuur. Ik vind dan ook dat kritiek moet worden toegelaten op ieders beleid, te meer omdat kritiek een bron van nieuw leven is.”
Wiel Meijs moest met lede ogen aanzien hoe de kerk waar hij voor stond en waaraan hij zijn beste krachten had gewijd, gesloopt werd. Zijn levensavond had hij willen vullen met het bijstaan van mensen die daarvan en van fouten in het verleden slachtoffer waren. “Geloven en gelovig-zijn geven een bijzondere dimensie aan je mens-zijn en hebben daardoor betekenis voor je hele doen en laten”, vertelde hij in een van de vele interviews die ik in 1984 met hem had. “Wij lopen door de wereld alsof wij van onszelf zijn, maar wij zijn gekregen en geschonken: God heeft te maken met het ontstaan, bestaan en mens-worden van mensen. Een bijzondere dimensie van je mens-zijn is dat je dankbaar bent omdat je er bent en er iemand is die je helemaal kent en de moeite waard vindt. Wij hebben ook een boodschap aan elkaar omdat we mens zijn zoals Jezus van Nazareth. Wij moeten voor iedereen, waar dan ook ter wereld, een bron proberen te zijn van vreugde en heil. En waar een gebrek aan liefde is, waar verdriet is, waar onvrede is, zou ik aanwezig willen zijn. Dat weet God!”
De deken met de droevige glimlach”, werd Wiel Meijs genoemd. Op een avond vertelde hij dat De Telegraaf had bericht dat hij met emeritaat ging omdat hij ernstig ziek was. Dat laatste was echter niet waar…. Het bleek toch waar te zijn. Korte tijd later openbaarde zich bij Wiel Meijs een ziekte, die hem naar het graf sleepte. Met hem verdween een markant priester van het toneel die de katholieke kerk een menselijker gezicht had helpen geven en die gelovigen het gevoel had gegeven dat hun kerk, waarop zij zoveel kritiek hadden en die hen vaak dreigde uit te stoten, ondanks alles de moeite waard was.

JO SCHOORMANS, Duizend keer luisteren. Uit het leven van Wiel Meijs. Nuth (Stichting Open Publikaties) 1987. ISBN 90-72063-01-5 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten